Tussen 1300 en 1500, tijdens de Renaissance, werden in een steeds sneller tempo nieuwe zwaardontwerpen ontwikkeld. De belangrijkste verandering was de verlenging van de greep, waardoor tweehandig gebruik mogelijk was, en een langer blad. Dit type zwaard, in zijn tijd Langes Schwert (in het Duits langzwaard) of Spadone genoemd, was rond 1400 gebruikelijk.
Een andere variant was het zwaard gespecialiseerd in doorborende bepantsering, van het rapiertype. Het lange zwaard werd populair vanwege zijn vermogen om te reiken, te snijden en te stoten, terwijl de rapier dit deed vanwege zijn vermogen om de openingen tussen pantserplaten te bereiken. Het gevest was soms omwikkeld met draad of dierenhuid om meer steun te bieden, terwijl het moeilijk was om te ontwapenen bij het slaan op de hand. In de 16e eeuw maakte de lange Doppelhänder (tegenwoordig Zweihänder genoemd (beide Germaanse termen duiden op het gebruik van twee handen) een einde aan de trend van het vergroten van zwaarden (voornamelijk als gevolg van de afname van plaatpantser en de komst van zwaarden). , en de vroege moderne tijd zag een terugkeer naar lichtere wapens met één hand.