overjassen voor mannen
De middeleeuwse overjas
De overjas is een mouwloze tuniek die tijdens de Middeleeuwen door ridders over maliënkolder of pantser werd gedragen. Dit kledingstuk werd gekenmerkt door zijn felle kleuren en was over het algemeen versierd met de wapenschilden van de heer die het droeg. Het type stof en de decoratie toonden de kracht en invloed van de ridder die het droeg. Bovendien zou het op het slagveld een sappige en prestigieuze buit kunnen zijn. De belangrijkste functie was om te voorkomen dat het pantser te veel aan de elementen werd blootgesteld, waardoor de duurzaamheid ervan werd verbeterd.
Met het verschijnen van plaatpantser, rond de vijftiende eeuw, raakte de wapenrok echter in onbruik. In het geval van vrouwen werden overjassen tijdens de Middeleeuwen gebruikt als werkuniform of, in het geval van edelvrouwen, als een teken van macht en prestige. Dit laatste geval kwam echter minder vaak voor dan het gebruik door mannen.
Kleding van Orders en Lineages
Religieuze ordes zoals de Tempeliers, de Ridders van Malta of de Germanen waren gemakkelijk te herkennen aan de overjassen die door hun leden werden gedragen. De strijders van deze ordes, christelijke ridders die zich inzetten voor de verspreiding of verdediging van het christelijk geloof, droegen hun belangrijkste symbolen op hun wapenrusting.
Ook aan het middeleeuwse hof streefden koningen en edelen ernaar om hun wapenschilden in dit soort stukken te presenteren. Er waren zowel voor gevechten als gala's, gebruikt op feesten en banketten. Koningen zoals Robert I van Schotland of Hendrik V van Engeland waren enkele van de vorsten die herinnerd worden vanwege hun wapenrok, evenals edelen zoals de Prins van Wales.
Soorten overjassen
Al deze kledingstukken worden gekenmerkt door hun wijde maat, zodat ze passen bij riemen van verschillende breedtes. Wat betreft de vormen van de nek, die waren vroeger puntig en rond. De meest luxueuze werden vergezeld van een stuk stof dat de hals sierde.
Alle overjassen zijn mouwloos, om de mobiliteit van soldaten in maliënkolder of pantser te vergemakkelijken. De lengte van deze stukken stof kon variëren, maar de meest voorkomende waren laag uitgesneden (bijna tot aan de enkels) en hoog uitgesneden (boven de knieën), comfortabeler in gevechten.