Karel I de Grote, bijgenaamd Karel de Grote, was koning van de Franken van 768 tot aan zijn dood. Hij breidde de verschillende Frankische koninkrijken uit totdat ze werden omgevormd tot een rijk dat een groot deel van West- en Midden-Europa omvatte.
Hij veroverde Italië en werd op 25 december 800 in Rome door paus Leo III tot Imperator Augustus gekroond. Zo volgde hij het Byzantijnse rijk op als beschermer van het christendom. Vóór de aanvankelijke verontwaardiging van Constantinopel werd in 812 een overeenkomst getekend tussen de twee leiders, en opnieuw waren er twee keizers in Europa, een in het oosten en een in het westen.
Zijn regering wordt vaak geassocieerd met de Karolingische Renaissance, een heropleving van de Latijnse cultuur en kunst door het Karolingische rijk en geleid door de katholieke kerk.
Tegenwoordig wordt hij niet alleen beschouwd als de grondlegger van de Franse en Duitse monarchieën, maar ook als de vader van Europa: zijn rijk verenigde voor het eerst sinds de val van het Romeinse rijk het grootste deel van West-Europa en de Karolingische Renaissance vestigde een identiteit gemeenschappelijke europese.