De pareerdolk, die voornamelijk als secundair wapen werd gedragen, genoot een grote populariteit in de late middeleeuwen en vooral tijdens de renaissance. Gebruikt in de linkerhand (vandaar ook bekend als de belangrijkste gauche, Frans voor 'linkerhand'), werd het meestal gebruikt in combinatie met een primair wapen, zwaard of rapier, voor een vechtstijl met twee handen.
Met zijn prominente bewaker, die bescherming bood aan de linkerhand en in vele variaties verscheen (recht, S-vormig, naar beneden hellend, soms voorzien van een extra ring of schaal), was dit secundaire wapen in wezen defensief van aard, ontworpen om te pareren, vijandelijke messen afbuigen, blokkeren of vangen in close combat. Hij was echter ook effectief in de aanval en heel goed in staat om een tegenstander neer te steken.
Daarnaast werden de kunstzinnig vervaardigde en rijkelijk versierde dolken ook gebruikt als modieus vertoon van rijkdom door ridders en rijke burgers, die ze opzichtig als statussymbool droegen.